Pascha, het feest van bevrijding.
Pascha, bij ons bekend als Pasen, is een eeuwenoud feest. Voor de tiende plaag Egypte trof, stelde God dit feest in. Nog voor God de Israëlieten uit Egypte leidde, moesten ze feestvieren omdat God hen ging bevrijden. Dit gebeurde op de door God vastgestelde dag, namelijk de veertiende van de maand Nissan. Volgens onze kalender valt dat dit jaar op maandag 10 april.
In de Bijbel kun je lezen dat het een verschrikkelijke nacht was waarop het volk Israël bevrijd werd. Middernacht trof de HEERE alle eerstgeborenen van Egypte en er was een luid geschreeuw in het land, want er was geen huis waarin geen dode was.
God had hier al voor gewaarschuwd, al voor de eerste plaag Egypte trof. In Genesis 4 lezen we dat God tegen Mozes zegt: Dan moet u tegen de farao zeggen: Zo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël. Daarom zeg Ik tegen u: Laat Mijn zoon gaan, zodat hij Mij kan dienen. Maar u hebt geweigerd hem te laten gaan, zie, Ik zal uw zoon, uw eerstgeborene, doden.
Die nacht, nadat de eerstgeborenen waren gestorven, riep farao Mozes en Aäron en beval hen te vertrekken met het hele volk, hun kleinvee en runderen. Meer Egyptenaren drongen bij het volk Israël aan om weg te gaan, bang dat iedereen zou sterven. En de Israëlieten pakten hun deeg dat geen tijd had gehad om te rijzen en bonden de baktroggen op hun schouders. Naast zilveren en gouden voorwerpen kregen ze van de Egyptenaren ook kleding mee. Met zijn machtige arm bevrijdde God zijn volk uit de dwangarbeid van Egypte, zodat ze als vrije mensen konden gaan leven in het land dat Hij hen beloofd had.
Jaren later, toen het volk Israël de Jordaan overstak om het beloofde land in bezit te nemen, sloeg het het kamp op om alle mannen te besnijden. De plek waar dat gebeurde noemden ze Gilgal omdat God zei: Vandaag heb ik alle smaad van Egypte van u afgewenteld.
Daarna vierde het volk in de vlakten van Jericho Pascha, ook op Gods tijd, namelijk de veertiende van de maand Nissan. Jozua 5 vertelt: Zij aten de dag na het Pascha van de opbrengst van het land, ongezuurde broden en geroosterd graan, op die zelfde dag. Het manna hield de volgende dag op, nadat zij van de opbrengst van het land gegeten hadden.
Eeuwen later bereidde het volk Israël zich net als elk jaar voor op het Pascha. In de Tempel in Jeruzalem hoorde je het geblaat van de schapen die later deze dag zouden worden geslacht voor de HEER. Het dier moest door drie keuringen voor het geschikt was bevonden. In Exodus 12 lezen we: U moet een lam zonder enig gebrek hebben, een mannetje van een jaar oud. Dus geen schattig, klein lammetje die je vaak op plaatjes ziet, maar een volgroeid dier zonder een gebrek, een dier dat nog te jong is om te sterven.
Die dag, bijna tweeduizend jaar geleden, voordat bij zonsondergang het Pascha zou beginnen, hing er vlakbij de Tempel een Man aan het hout. De nacht ervoor was hij opgepakt en veroordeeld. Haastig en stiekem, omdat men vreesde dat het volk het er niet mee eens zou zijn. De plek waar Hij stierf heette Golgotha. Opmerkelijk is dat deze naam in het Hebreeuws dezelfde letters heeft als Gilgal en dan nog een letter extra: de tav. De tav is de laatste letter van het Hebreeuwse alfabet en werd vroeger geschreven als een kruis. Op Golgotha heeft Hij de smaad van ons mensen afgewenteld.
Net als de eenjarige schapen werd ook de Man aan het hout drie keer gekeurd, eerst door hogepriester Kajafas, toen door Herodes en als laatste door Pilatus. Ook Hij was volwassen, maar te jong om te sterven. Toch gaf Hij zijn leven. Voor ons.
En Hij overwon de dood waardoor wij als vrije mensen mogen leven.